Dansen op de vulkaan
I think I survived
Mijn tas is zwaar beladen. Te zwaar. Zwaarder dan nodig. Mijn voeten glijden over rollende stenen. Ik laat me glijden. Richting de sneeuw. Het lukt om rechtop te blijven staan. Uitkijkend over de landschappen van ijs loop ik verder.
Deze week ben ik een week in IJsland.
Een week in de pure natuur. Uren lopen door landschappen die ik met een intens gelukkige glimlach in me opneem. Uitkomend op plekken waar mijn tent me behoedt voor regen, kou en wind tijdens de nacht die komen gaat.
Landschappen trekken aan mijn voeten voorbij zoals gedachten mijn brein passeren. IJs. Stenen. Mist. Regen. Zon. Zand. Hartezeer. Trots. Verdriet. Dankbaarheid. Blijdschap. Overgave.
Tijdens het wandelen gaan mijn gedachten naar mijn moeder.
Anderhalf jaar geleden besloot ze dat haar tijd gekomen was. Ze stapte uit het leven. Ik stapte het allerliefst in een gat in de grond om er nooit meer uit te komen. Verdriet, pijn, gevoelens van schuld. Het sloeg in mijn hart als de kraters in het vulkanische landschap waar ik nu loop.
Mijn reis door IJsland duurt een week.
Al op dag 1 merk ik dat ik te zwaar bepakt ben. Toen ik thuis aan het inpakken was, pakte ik nog snel een extra handdoekje mee. En een extra shirtje – en ook een extra crème voor als ik pijnlijke benen krijg. Al met al is mijn rugzak gewoon te zwaar. Al op dag één weet ik dat ik spullen zal verslepen die ik niet ga gebruiken.
Het voelt als het leven. Welke bagage draag je mee? Draag je onnodig met je mee. En welke bagage laat je achter?
Jarenlang droeg ik bagage bij me die me ziek maakte. Gebeurtenissen die als een afspeellijst door mijn hoofd bleven spelen.
Slachtoffer van gebeurtenissen of van je eigen gedachten? Die de zwaarte van een moment als een diep meanderende rivier in je hoofd slijt door de kracht van denkende herhaling?
Het verlies van mijn moeder was het pijnlijke startschot om alles aan te kijken. Toe te laten. Niet meer weg te kijken. Nooit meer weg te kijken. Mentale schoonmaak. Niets meer onder een glimlach verbergen. Niets meer met een chronisch optimisme wegwuiven. Maar aankijken die shit.
‘Wanneer was je op je allersterkst?’ vroeg de jongen. ‘Toen ik mijn zwakte durfde te laten zien”
Het bleek moeilijker te zijn om gebeurtenissen en verdriet jarenlang onder het stof te verstoppen dan het aan te kijken. Als een ridder te paard, en geregeld als een trillend rietje, ging ik het aan. Observeren en toelaten bleek genoeg. Toelaten dat er verdriet in je opgeslagen ligt. Toelaten dat er een oneindige bron van liefde in je is gehuisvest. Toelaten dat ik als een vulkanisch landschap ben. Vol oneffenheden. Vol warmte. Vol stekelige punten. Vol liefde.
Niet de oneffenheden op zichzelf maar het verstoppen ervan maakte mijn rugzak te zwaar beladen. Bij het aankijken en delen, verdween de kracht van angst als sneeuw voor de zon.
Ik leerde dat de kraters in mijn leven me compleet maakten.
Compleet en mooi. Kwetsbaar en sterk.
Mijn voeten zoeken de weg op het zwarte landschap vol lava van de vulkaan Fagradalsfjall die momenteel actief is. Heel actief. De dampende rook zoekt zich een weg uit het landschap.
Ik denk weer aan mijn moeder. De afgelopen 18 maanden liep mijn persoonlijke reis over een landschap vergelijkbaar met waar ik nu loop. Rotsen. Witte rook. De lava nog warm. In de verte gloeiend oranje oplichtend.
Een traan rolt over mijn wang en tegelijkertijd tekent zich een glimlach af op mijn gezicht. Ik gooi mijn armen in de lucht.
Ondanks de wens op dat moment verdween ik niet in een gat in de grond.
Ik bleef staan. Met behulp van familie en vrienden die me uit het gat uit de grond hielden.
En nu, na een zware reis over een vulkanisch landschap dans ik weer. Het besef dat de zon weer schijnt. Ook op vulkanisch landschap.
Ik dans op de vulkaan.
Dansen – dansen – dansen
Dansen op de vulkaan.